De spotnaam "ajuin" (in het Aalsters dialect: ajoin) is zowat uitgegroeid tot een aanduiding voor een inwoner van Aalst. Dit bleek bijvoorbeeld reeds uit een optocht in 1890, waarin ze de stad als een ajuin afbeeldden. Nu nog steeds wordt op de Grote Markt de ajuinworp gehouden, waarin men tracht het gouden ajuintje te winnen. De spotnaam ajuin ligt in de 19e eeuw, toen in Aalst en omstreken de uienteelt enorm floreerde. Naast de grote hopmarkt bestond er vroeger te Aalst ook een vermaarde uienmarkt. Een vroegere interpretatie zou teruggaan op een eigenaardigheid van het Aalsters dialect. Ajuin zou afkomstig zijn van het bevestigend antwoord "ha, ja hij", wat hetzelfde klinkt als de dialectische uitspraak van het zelfstandig naamwoord ajuin [uitspraak: a’join]. Deze verklaring wordt heden ten dage echter niet meer als correct beschouwd. De oorsprong van de spotnaam "ajuinen" Enkele varianten van de spotnaam die men vooral vroeger gebruikte zijn: ajuinpelders, ajuinboeren, ajuinfretters,…. In een volksliedje uit Dendermonde van 1843 duikt de naam ajuinpelders voor het eerst op. Hiervan luidt de zesde strofe: Ik kwam lestmael langs de Lombaertstraat gegaen En ik vond daer eenen Aelstenaer staen, Pelt ajuinen, pelt ajuinen, zei de Aalstenaer.Aalst is het meest bekend om zijn jaarlijks carnaval en zijn carnavaleske vete met de stad Dendermonde over de rechten op het Ros Beiaard en ook wel om zijn 'Zwarte Man', het standbeeld van Dirk Martens in het midden van de Grote Markt. Dirk Martens drukte het eerste boek met losse letters in de Nederlanden; hij was bevriend met Erasmus. Een al even beroemde telg is de romanschrijver Louis Paul Boon. Aalst maakte in het begin van de 20e eeuw ook een stukje van de Belgische politieke geschiedenis met als centrale figuur priester Adolf Daens (broer van Pieter Daens), over wie Louis Paul Boon overigens zijn beroemdste boek "Pieter Daens of hoe in de 19e eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht" (1971) schreef. Het belichaamt de sociale geschiedenis van een stad, streek, volk en tijdperk. Aalst dankte vroeger zijn welvaart onder andere aan de hopteelt. Typische Aalsterse hopsoorten zijn Groene Belle, Coigneau, Witte Rank en Loeren. De kathedraal van Amiens was het voorbeeld voor de Aalsterse Sint-Martinuskerk, die onvoltooid bleef. Het oorspronkelijk belfort van Aalst stamt uit de 13e eeuw. Het huidige belfort is grotendeels uit de 15e eeuw. De oudste kern van Aalst is waarschijnlijk op de plaats waar tegenwoordig nog het Oud-Hospitaal staat. Daar werd tussen 750 en 800 het Zelhof gesticht. Het Zelhof is een Karolingisch bedrijfstype. Wel is zeker dat Aalst ontstaan is op het eiland "Chipka", een eiland in de Dender. De ligging aan de Dender en de ligging aan de handelsweg Brugge-Keulen maar ook de bescherming van de Burcht, zorgden er later voor dat er een omwalde nederzetting gevormd kon worden. Vanaf de Frankische tijd lag het graafschap Aalst in de Brabantgouw. Nadat het deel van deze gouw tussen Schelde en Dender in de 11e eeuw veroverd werd door de (Franse) graven van Vlaanderen kon het Land van Aalst toch nog een eeuw van een zekere zelfstandigheid binnen Rijks-Vlaanderen genieten. De hertogen van Brabant-Lotharingen probeerden nog twee eeuwen de fictie van hun opperleenrecht over Aalst te doen gelden. De graaf van Vlaanderen koos ervoor Aalst tot hoofdplaats van zijn nieuwe gebied te maken door de nabijheid van de Schelde. Dendermonde lag op de rechteroever van de Dender. Vanuit Aalst liep noordwaarts de brede handelsweg door Hofstade en Wichelen naar de Aalsterse aanlegplaatsen aan de Schelde. Boudewijn van Gent (1030-1084) werd de eerste graaf van Aalst en peer van de graaf van Vlaanderen. Midden deze handelsweg lag het Hof ten Bos, kasteel en neerhof. De wapenkleuren van de stad Aalst bevatten nog altijd die van Lotharingen: wit en rood. Aalst werd in de periode 1380-1385 belegerd en verwoest door de Gentenaars. Ook tijdens de Nederlandse Opstand, ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, kreeg Aalst het hard te verduren. Kerkelijk ressorteerde de stad Aalst eerst nog onder het aartsdiakonaat Brabant, en later onder het aartsdiakonaat Brussel van het bisdom Kamerijk. Na de herindeling van de bisdommen in de 16e eeuw hoorde het dan bij het (aarts)bisdom Mechelen. Aalst lag strategisch op de handelsweg Brugge-Keulen, ter hoogte van de Brabants-Vlaamse grens. De Bourgondische eenmaking maakte een einde aan de militaire grenssituatie. Baardegem en Meldert lagen tot 1795 in de Vrijheid van Asse, in het Hertogdom Brabant. Het wapenschild van Aalst is een ontwerp van de zilversmid Nicolaas Colijn. Hij ontwierp het in 1394 als stadszegel voor poorterszaken voor de stad. Het wapenschild toont in het midden een zwaard; het symboliseert de autonome rechtsmacht en militaire weerstand van de stad. Als symbool voor de horigheid aan de Duitse keizer en de Graaf van Vlaanderen staan respectievelijk de Duitse adelaar en de Vlaamse Leeuw ook afgebeeld. In de jaren voor Wereldoorlog II had het rechts-radicale Vlaams Nationaal Verbond een aanzienlijke aanhang in Aalst. De stad vormde samen met Brussel en Antwerpen een bolwerk van deze partij. Aalst werd tijdens beide wereldoorlogen door het Duitse leger bezet. Op de Winterfoor in Aalst stonden dit jaar heel veel mooie molens, Ook heb ik hier voord eerste keer de Break Dance gedaan.
De Tiki Pary stond ook hier er weer mooi bij. De Aqua Riesen Polyp heb ik voor het eerste keer gedaan en ja de Operator was hoe anders ook Lauwers zelf Verder stonden er nog veel andere mooie molens op de ze kermis. Wat wel weer jammer was dat de |
|